Groote Kreek
De Groote Kreek was ooit een getijdengeul, een restant uit de tijd dat hier nog geen polders waren en eb en vloed vrij spel hadden. Sinds de inpoldering in de zestiende eeuw ligt de geul binnen de dijk. Het water, wat nu kreek genoemd wordt, kronkelt door de Bommelse polder. De Groote Kreek is ongeveer 5 kilometer lang en heeft twee zijtakken die allebei de Zijl heten. Bij de dorpskern, niet ver van het punt waar het water in de haven stroomt, komt de Groote Kreek samen met de Kleine Kreek.
Lang geleden was dit gebied een veenmoeras. Rond de droogvallende platen, schorren en slikken liepen getijdengeulen. Eb en vloed konden onbelemmerd hun gang gaan, tot het moment van bedijking. Toen kwamen de meeste getijdengeulen binnendijks te liggen. Na deze afdamming veranderden de geulen in kreken. Op Goeree-Overflakkee zijn bijna tachtig polders met in totaal nog 38 kreken. De kreken herinneren aan de tijd van vóór de inpolderingen. Ze hebben dus een cultuurhistorische waarde. Daarnaast vormen kreken een aangename afwisseling in het vlakke, weidse landschap. Maar deze voormalige getijdengeulen hadden – en hebben – ook praktisch nut. Zo spelen ze een rol bij de afwatering van de polders en de zoetwatervoorziening.
De Groote Kreek was tot de aanleg van de rijksweg N59 verbonden met de Vroonkreek bij Achthuizen. Nu loopt de ongeveer 5 kilometer lange kreek vanaf de N59 naar de haven van Den Bommel. Bij de dorpskern komen de Groote en de Kleine Kreek samen.
Aan de westkant van de Groote Kreek, waar nu een bosgebied is, lag vroeger een eeuwkant. Dat is een wat lager oevergebied, tussen het akkerland en het water. Omdat eeuwkanten natter zijn, is akkerbouw hier niet mogelijk. Daarom gebruikten boeren deze gebieden als weidegrond voor hun vee. De eeuwkant bij de Groote Kreek – bereikbaar met het trekpontje – is nu niet meer herkenbaar. Er kwam eerst een vuilstort op, en later een bos.