Breede Gooi
De Breede Gooi is een vertakking van de Smalle Gooi. Samen met de Manezee en het Zwarte Gat vormen deze kreken een heel stelsel, dat eeuwen geleden ontstond en nog altijd intact is. De kreken waren getijdengeulen in de tijd dat er nog geen polders waren. Het gebied was een veenmoeras met droogvallende platen, schorren en slikken. De Breede Gooi en andere getijdengeulen stroomden eromheen, op de beweging van eb en vloed. Na de inpoldering kwamen de geulen binnendijks te liggen en veranderden ze in kreken.
Lang geleden was dit gebied een veenmoeras. Rond de droogvallende platen, schorren en slikken liepen getijdengeulen. Eb en vloed konden onbelemmerd hun gang gaan. Tot het moment van bedijking. Toen kwamen de meeste getijdengeulen binnendijks te liggen. Na deze afdamming veranderden de geulen in kreken. Op Goeree-Overflakkee zijn bijna tachtig polders met in totaal nog 38 kreken.
De kreken herinneren aan de tijd van vóór de inpolderingen. Ze hebben dus een cultuurhistorische waarde. Daarnaast vormen kreken een aangename afwisseling in het vlakke, weidse landschap. Maar deze voormalige getijdengeulen hadden – en hebben – ook praktisch nut. Zo spelen ze een rol bij de afwatering van de polders en de zoetwatervoorziening. Ook bewijzen de kreken hun nut als er overvloedige neerslag valt. Dan dienen ze als waterberging.
Op veel plaatsen zijn kreken gedempt of rechtgetrokken, ook op Goeree-Overflakkee. Vooral in de tijd van de ruilverkaveling gebeurde dat veel. De boeren waren er blij mee, want demping of kanalisatie maakte het bebouwen van het land gemakkelijker en efficiënter. Maar in de polder Dirksland is het anders. Hier meanderen de kreken ook nu nog als vanouds door de polder.